Het Nationaal Programma RES heeft een aantal illustraties ontwikkeld die op een laagdrempelige en overzichtelijke wijze antwoord geven op veelgestelde vragen rondom de energietransitie. Wat zijn bijvoorbeeld de voordelen van windmolens ten opzichte van zonnevelden?
De RES (Regionale Energie Strategie) is een samenwerking tussen overheden, maatschappelijke partners, inwoners en bedrijven. Samen maken we keuzes over:
De RES is ook een product dat we indienen bij het Rijk. De keuzes die we maken leggen we hierin vast. De RES heeft een horizon van 2030 met een doorkijk naar 2050.
De RES is een samenwerking tussen de zestien gemeenten in Zuid-Limburg, de Provincie Limburg, het Waterschap Limburg en Enexis. Samen vormen wij de RES-regio Zuid-Limburg. In Zuid-Limburg wordt er samengewerkt in drie sub-regio’s: Parkstad, Westelijke Mijnstreek en Maastricht Heuvelland. Deze drie sub-regio’s vormen samen de RES Zuid-Limburg.
Samen voorkomen we dat de aarde met meer dan twee graden Celsius opwarmt. Met de RES kijken we hoe we hier met grootschalige duurzame elektriciteit en de verduurzaming van de gebouwde omgeving aan kunnen bijdragen. Nederland heeft de internationale klimaatafspraken van Parijs uit 2015 vertaald in een Nederlands Klimaatakkoord dat in 2019 is gepubliceerd.
De RES 1.0 is een regionaal strategisch document. Als regio maken wij keuzes over vragenstukken die de gemeentegrens overschrijven. Er is op dit moment beperkte ruimte op het energienet om zon- of windprojecten aan te sluiten. Het is daarom belangrijk om hierover regionale keuzes te maken zodat wij efficiënte keuzes kunnen maken. In de RES worden geen afspraken gemaakt over lokale projecten, daar gaan de gemeenten zelf over.
De definitieve RES 1.0 hebben op we op 1 juli 2021 ingediend bij het Rijk. Dit is de eerste versie van de regionale energie strategie, maar zoals de 1.0 aangeeft is dit niet het einde. De RES is een levend document dat elke twee jaar wordt herzien. We kijken welke nieuwe ontwikkelingen zich voordoen en kijken of en hoe wij deze kunnen meenemen in de geactualiseerde RES 2.0.
Sinds het indienen van de RES 1.0 focust de RES Zuid-Limburg zich op de uitvoering hiervan. Elke twee jaar wordt er een voortgangsrapportage opgeleverd aan het Nationaal Programma RES (NP RES).
De RES ZL kan zelf beslissen wanneer de RES 2.0 wordt opgeleverd, dit zal voornamelijk gebeuren wanneer er grote veranderingen plaatsvinden ten opzichte van de RES 1.0.
De gemeenteraden, Provinciale Staten en het algemeen bestuur van het Waterschap hebben de RES 1.0 vastgesteld. Daarmee hebben zij zich gecommitteerd aan de doelstellingen en afspraken uit de RES.
Bij de voorbereiding en de uitvoering van de RES Zuid-Limburg zijn verschillende regionale partijen betrokken. Dat zijn bijvoorbeeld de Limburgse Land- en Tuinbouwbond en de Natuur, Visit Zuid-Limburg en Milieu Federatie Limburg. Deze partijen vertegenwoordigen hun achterban op regionale schaal. Zij praten mee in de klankbordgroep RES Zuid-Limburg.
Daarnaast worden ook de volksvertegenwoordigers betrokken. De rol van volksvertegenwoordigers is erg belangrijk. Door hen actief te betrekken, zorgen wij ervoor dat de wensen van inwoners zoveel als mogelijk worden meegenomen. Gemeenteraadsleden, leden van Provinciale Staten en het algemeen bestuur van het waterschap worden op regionaal en lokaal niveau betrokken, bijvoorbeeld via webinars maar ook lokale informatiebijeenkomsten.
Op lokaal niveau worden uiteraard ook lokale partijen zoals bedrijven en maatschappelijke organisaties betrokken bij de energietransitie. Dit gebeurt via de gemeenten.
Inwoners van Zuid-Limburg zijn op verschillende manieren bij de voorbereiding van de RES 1.0 betrokken. Zo zijn inwoners van de gemeenten in Maastricht-Heuvelland en de Westelijke Mijnstreek bevraagd door middel van enquêtes . In Parkstad is er bij ruim 120.000 huishoudens een duurzaamheidskrant op de deurmat gevallen. Hierin zijn inwoners geïnformeerd over de RES en de Transitievisie Warmte.
In Zuid-Limburg vinden we het belangrijk dat inwoners de kans krijgen om voor minimaal 50% eigenaar te worden van duurzame energieprojecten. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van financiële participatie, financiële obligaties, eigendomsparticipatie, een omgevingsfonds of een combinatie hiervan. Lokaal eigendom en lokaal medezeggenschap zijn een belangrijk middel om het draagvlak voor de gemaakte keuzes en betrokkenheid bij de energietransitie te vergroten. Ook kunnen we hiermee de opbrengsten in de regio houden in plaats van bij grote commerciële ontwikkelaars uit binnen- en buitenland.
Energiebesparing is geen verplicht onderdeel van de RES. Als Zuid-Limburg hebben wij er bewust voor gekozen om dit op te nemen in onze RES. Het verduurzamen van een energiehuishouden begint bij besparing op het energieverbruik: alles wat je niet gebruikt hoef je ook niet op te wekken. Daarom zetten wij fors in op energiebesparing. Ondanks deze inspanning is het niet mogelijk om het energiegebruik tot nul terug te brengen. Daarom kiezen wij ervoor om de energie die wij nodig blijven hebben duurzaam op te wekken, dat blijft noodzakelijk.
De totale energievraag in de gebouwde omgeving zal naar verwachting afnemen. Dat geldt met name voor de warmtevraag die tot 2030 met ca. 18% afneemt. Het maken van een prognose voor de elektriciteitsvraag is wat lastiger, omdat deze mede bepaald wordt door de toenemende vraag naar elektriciteit (voor bijvoorbeeld elektrische auto’s).
In Nederland gebruiken we veel aardgas voor het verwarmen van gebouwen. Dit zorgt voor een hoge CO2-uitstoot en draagt bij aan klimaatverandering. De winning van aardgas in Groningen zorgt bovendien voor problemen en de aanvoer van aardgas uit politiek instabiele regio’s brengt risico’s met zich mee. Nederland wil in 2050 daarom alleen nog maar gebruik maken van duurzame warmte. Dat betekent dat we huizen en andere panden anders moeten gaan verwarmen. Gemeenten nemen hierin het voortouw. Zij hebben allemaal een Transitievisie Warmte (TVW) opgesteld waarin staat welk tijdspad bij deze transitie wordt gehanteerd en welke alternatieven voor aardgas in beeld zijn.
In de RES 1.0 hebben we de warmtevraag, het warmteaanbod en de infrastructuur voor warmte voor de hele regio in kaart gebracht. Dat hebben we gedaan voor de gebouwde omgeving. Hiermee bedoelen we huizen, kantoren en openbare gebouwen. Met de RES 1.0 is een eerste inzicht gepresenteerd van de mogelijkheden voor duurzame warmte in de regio. De gemeenten hebben dit inzicht verder uitgewerkt in hun Transitievisies Warmte. Op weg naar de RES 2.0 wordt het regionale inzicht op basis van de gemeentelijke Transitievisies Warmte verder geconcretiseerd.
Er zijn verschillende duurzame alternatieven voor aardgas. Enkele voorbeelden zijn aquathermie (warmte uit water), geothermie (warmte uit de bodem) en restwarmte van bedrijven.
Keuzes voor de inzet van bijvoorbeeld kernenergie en waterstof worden op landelijk of provinciaal niveau gemaakt en zijn daarom geen onderdeel van de RES. Daarnaast is de potentie van waterstof tot 2030 zeer beperkt. Voor de gebouwde omgeving is de toepassing van waterstof voorlopig geen optie.
Op basis van onderzoeken en analyses denkt Zuid-Limburg in 2030 een bijdrage van 1,3 TWh te kunnen leveren aan de landelijke opgave van 35 TWh. Dit bod hebben we met de RES 1.0 bij het Rijk ingediend. Een deel van de opgave is al gerealiseerd in de regio. De vergunningplichtige projecten die nodig zijn voor de restopgave, moeten in 2025 een vergunning hebben gekregen en in 2030 gerealiseerd zijn.
In de RES 1.0 staan zoekgebieden voor wind- en zonne-energie. In de RES 1.0 is zorgvuldig onderzocht waar er mogelijkheden worden gezien voor de grootschalige opwek van energie (zogenoemde “zoekgebieden”). Er is daarmee nog geen sprake van concrete projecten. In het vervolgproces onderzoeken gemeenten in overleg met inwoners waar windturbines en/of zonnevelden gerealiseerd zullen worden. Overigens heeft een groot deel van ons bod betrekking op het realiseren van zonne-energie op grote daken en andere vormen van meervoudig ruimtegebruik (bv. zonnepanelen boven parkeerplekken).
Nederland heeft de doelstelling om in 2030 35 TWh aan duurzame elektriciteit op land op te wekken. Elke RES-regio onderzoekt hoeveel zij daaraan kan bijdragen, want elke regio is anders en heeft andere mogelijkheden, kansen en ook beperkingen. Zuid-Limburg is deels een Nationaal Landschap en deels een van de meest verstedelijkte gebieden van Nederland. We zijn een unieke regio en daar zijn we trots op. Het maakt deze opgave wel complex. Maar dit betekent niet dat we onze verantwoordelijkheid niet nemen. Het landschap om ons heen verandert continu om in de behoeftes van ons als mens te voorzien. Er komen wegen bij en er worden nieuwe woonwijken gebouwd. Zo komen er ook steeds meer windmolens en zonneparken bij om onze elektriciteitsbehoefte in te vullen. We kijken samen in de regio naar wat juist wél kan. Dit doen we heel zorgvuldig, met respect voor de unieke eigenschappen van ons gebied en vooral in gesprek met elkaar.
Netbeheerder Enexis is vanaf het begin betrokken bij de RES. Zij brengen in kaart of het huidige elektriciteitsnet voldoet en welke aanpassingen er nodig zijn. Dit wordt meegenomen in de keuzes die we moeten maken. Er zullen in ieder geval uitbreidingen van het net nodig zijn, welke keuzes wij ook maken.
Er zijn zowel windmolens op zee nodig als op land om als Nederland onze ambities te behalen. In het Klimaatakkoord hebben we afgesproken om 49TWh op zee te realiseren en 35 TWh op land. Met de RES kijken we alleen naar de opgave voor duurzame elektriciteit op land en waar en hoe deze opgave het beste gerealiseerd kan worden.
Om onze ambities te behalen is het nodig om zowel zonnepanelen op daken te leggen als zonneparken en windprojecten te realiseren. We geven in Zuid-Limburg de voorkeur aan de opwek van zonne-energie op daken en andere vormen van meervoudig ruimte gebruik (bv. zonnepanelen boven parkeerplekken). Maar er is niet voldoende (geschikt) dakoppervlak beschikbaar onze ambitie daarmee helemaal in te vullen.
Het Planbureau voor de Leefomgeving gaat ervan uit dat het bouwen van een nieuwe kerncentrale meer dan tien jaar in beslag neemt. Hierdoor is het niet mogelijk om een kerncentrale als bron mee te nemen in onze plannen voor 2030. Ook is het zo dat keuzes voor de inzet van bijvoorbeeld kernenergie en waterstof op landelijk of provinciaal niveau worden gemaakt. Daarom zijn deze geen onderdeel van de RES.